Wapens naar Syrië: slecht idee!

Het EU embargo tegen Syrië staat onder zware druk. Frankrijk en Groot-Brittannië willen hun hulp aan de gewapende oppositie opdrijven. Meer wapens naar Syrië sturen is geen oplossing. Het brengt een politieke oplossing niet dichterbij en legt ook na de val van Assad en zware hypotheek op de toekomst van het land en de hele regio.

Het EU-embargo tegen de strijdende partijen in Syrië werd op 28 februari door de Raad aangepast (1) waardoor het leveren van 'semi-militair' materiaal als pantserwagens en kogelvrije vesten nu is toegelaten.

Volgens de Britse regering laat het geamendeerde embargo uiteenlopende vormen van steun toe.

"Such technical assistance can include assistance, advice and training on how to maintain security in areas no longer controlled by the regime; on co-ordination between civilian and military councils; on how to protect civilians and minimise the risks to them; and on how to maintain security during a transition." 

Het embargo laat dan, behalve bijvoorbeeld communicatietechnologie, ook zuiver militair materieel toe, de Britse regering vernoemt zelf kogelvrije vesten en pantservoertuigen. (2)

Het geamendeerde embargo geldt tot einde mei. Als het dan niet wordt verlengd, vervalt het.

Frankrijk en Groot-Brittannië willen een verdergaande versoepeling van het embargo forceren (eventueel vóór die datum), of, als de andere EU-landen daar niet voldoende toe bereid zijn, het embargo gewoon laten aflopen. Beide landen hebben al duidelijk gemaakt dat ze zich niet bij het EU-standpunt zullen neerleggen als dat niet naar hun zin is.

Wapens sturen is geen oplossing

Meer wapens naar Syrië sturen is geen oplossing. De argumentatie achter het pleidooi om te gewapende rebellen te steunen ("zodat ze met gelijke wapens vechten") vertoont een aantal zwakke plekken:

Wapenleveringen aan de oppositie zullen de bondgenoten van Assad, in de eerste plaats Rusland en Iran, er toe aanzetten om ook het regime verder te versterken. Dat zorgt dus alleen voor een verdere militarisering van het conflict en een opbouw van militaire capaciteiten bij alle strijdende partijen (en dus geenszins een soort van rechttrekking naar "vechten met gelijke wapens", dat dan moet leiden naar een militaire overwinning van de oppositie, of dat de strijdende partijen naar de onderhandelingstafel moet bewegen).

Westerse landen moeten integendeel meer doen om met name Rusland, dat hierin een sleutelrol kan spelen, te bewegen tot opzeggen van steun aan het regime. Dat doen we niet door de gewapende oppositie te versterken.

Versterking van de gewapende oppositie betekent die oppositie aanmoedigen om in te zetten op een militaire overwinning (of minstens overleven), eerder dan op een politieke uitweg, of zelfs een politieke verbreding van de oppositie (bijvoorbeeld ten aanzien van Alawieten of religieuze minderheden door hen garanties te geven op vlak van veiligheid en inclusie in een politiek proces).

In plaats daarvan moeten we aan die gewapende oppositie duidelijk maken dat een westerse militaire interventie geen optie is. De banden die Europese landen hebben met de Syrian National Coalition en de Free Syrian Army moeten ze gebruiken om hen tot een politiek proces te bewegen, terwijl Qatar en Saudi-Arabië onder druk moeten gezet worden om te stoppen met wapenleveringen aan het FSA en andere gewapende groepen.

Zelfs als een versterkte oppositie in staat zou zijn om het regime op relatief korte termijn ten val te brengen (wat weinig waarschijnlijk is), is het conflict nog niet afgelopen, daarvan zijn ook experts in de Obama-administratie en de inlichtingendiensten zich bewust (3). Meer wapens aan de gewapende groepen betekent dat het risico op een heel gewelddadige transitie na Assad groter wordt.

De Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken stelde dan ook terecht: "Er is vanalles tekort in Syrië, maar geen wapens. Meer wapens betekent meer doden."

Ook de redenering dat door wapens te leveren aan seculiere gewapende groepen de jihadistische groepen de wind uit de zeilen wordt genomen, is kort door de bocht. Het veronderstelt een duidelijke scheiding tussen 'goede' en 'slechte' rebellen. Bovendien is er geen enkele manier om, eens de wapens geleverd zijn, te controleren wat er mee gebeurt. Hoe gaan die 'seculiere, democratische' groepen zich opstellen als Assad gevallen is? Is het feit dat wij hen zo benoemen een garantie dat ze aan een politiek proces naar een pluralistisch Syrië gaan meewerken?

Tenslotte vinden wapens altijd hun weg naar wie ze wil gebruiken. De aanwezigheid van Belgische FN-geweren in conflicten overal ter wereld zegt in dat verband voldoende. De huidige oorlog in Mali is een rechtstreeks gevolg van de oorlog in Libië. Wapenleveringen aan Syrië riskeren conflicten in heel de regio te voeden.

EU bediscussieert embargo

Het EU-wapenembargo wordt op verschillende niveau's bediscussieerd en moet voor einde mei verlengd worden. Naar verluidt komen voor einde april de ministers van Buitenlandse Zaken van de zogenaamde Friends of Syria in Istanbul weer bij elkaar. De kans is groot dat verschillende landen daar duidelijkheid zullen scheppen over welk soort steun ze aan de Syrische oppositie willen geven.

Ook in het kader van de NAVO-top van buitenlandministers op 23 april wordt dit ongetwijfeld besproken, al staat het niet op de officiële agenda.

Minister Reynders, die actief deelneemt aan de bijeenkomsten van de Friends of Syria, zei een jaar geleden nog in het parlement: "Persoonlijk ben ik geen voorstander van de bewapening van de oppositie in de huidige omstandigheden". Er is geen enkele reden waarom wapens sturen vandaag wel een goed idee zou zijn. 

(1) het besluit van de Raad vind je hier
(2) toelichting van de Britse regering in het parlement
(3) zie bijvoorbeeld New York Times