Waarom start vredesactie nu een campagne rond de militarisering van de Europese Unie?

Europees president Herman Van Rompuy heeft het militaire Europa hoog op de politieke agenda gezet, en hoe! Amper drie maanden na het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor de vrede, eindigde hij een toespraak voor het Europese defensieagentschap (EDA) als volgt: “Europa is ontstaan uit de as van de tweede wereldoorlog. De heropbouw is begonnen door het samen beheren van de middelen om oorlog te voeren: kolen en staal. […]. De EU staat aan de kant van degenen die vrede en menselijke waardigheid nastreven. Onze verantwoordelijkheid kunnen we enkel opnemen wanneer we de middelen ter beschikking hebben”. De hele EDA-conferentie draaide om de wapenindustrie en de militaire capaciteit van de Europese legers. Met ‘middelen’ bedoelt Van Rompuy dan ook in de eerste plaats: wapens én een leger dat wereldwijd kan interveniëren. Het Europese vredesproject begint zo steeds meer te lijken op een oorlogsproject. Bij gebrek aan een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid zet men alvast volop in op een sterke wapenindustrie. Alsof het vanzelfsprekend is dat een bloeiende wapenindustrie leidt tot een veiliger Europa in een veiligere wereld.

Al geruime tijd volgt vredesactie de Europese Unie met argusogen. De EU is immers onmiskenbaar een militaire macht geworden. Ze heeft de bevoegdheden, instellingen en operationele structuren om militaire interventies uit te voeren over de hele wereld. De voornaamste reden waarom er vooralsnog weinig militaire operaties onder EU-vlag plaatsvonden, is dat er geen overeenstemming is tussen de lidstaten over een gemeenschappelijk buitenlands beleid.

Al te gemakkelijk worden de V.S. als enige met de vinger gewezen wanneer het gaat om het wereldwijd militair interveniëren om de eigen belangen veilig te stellen. Nochtans was Tony Blair als premier van Groot-Brittannië een van de grootste pleitbezorgers van de oorlog tegen Irak. Ook Frankrijk schrikt er niet voor terug om eigengereid militair in te grijpen wanneer de belangen van het zogenaamde Françafrique op het spel staan. De interventie in Mali is daar het meest recente voorbeeld van. Ook in Libië speelde Frankrijk een leidende rol en de afgelopen tien jaar kwam het Franse leger tussenbeide in o.a. Ivoorkust, Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek. Het is een illusie om te denken dat een militair Europa minder oorlogszuchtig zal zijn dan haar lidstaten.

De stempel van de wapenindustrie

Een van de meest zorgwekkende evoluties is de grote invloed van de wapenindustrie op het Europese beleid. Of het nu gaat over gemeenschappelijke defensietaken, over regels voor wapenexport, over de prioriteiten voor het Europees onderzoeksbeleid, of zelfs over het migratiebeleid, overal weet de wapenindustrie haar stempel op te drukken. De CEO’s en medewerkers van de wapenindustrie worden binnen de Europese Unie gezien als defensie- en veiligheidsexperts die mee het beleid mogen bepalen. Dat deze per definitie een bedrijfsbelang nastreven wordt hierbij gemakkelijkheidshalve vergeten of onbelangrijk geacht. Maar deze 'experts' weten maar al te goed wat hun core-business is en hoe ze die moeten verkopen. Om in steeds meer markten en beleidsdomeinen actief te kunnen worden, stellen ze vooreerst elk maatschappelijk fenomeen voor als een probleem. Verder maken ze van elk probleem een veiligheidsprobleem. En tot slot argumenteren ze dat voor elk veiligheidsprobleem een technologische oplossing bestaat. En die technologie kunnen de wapenfabrikanten uiteraard voor een prijsje leveren. Of het nu gaat om migratie, internet, gezondheidszorg, internationaal transport, overal probeert de wapenindustrie een gelijkaardige militaire logica op te dringen.

Versterking van de wapenindustrie

Een gemeenschappelijke visie op een Europees buitenlands- en veiligheidsbeleid is er niet, maar één zekerheid duikt overal op: we hebben een bloeiende Europese wapenindustrie nodig. In EU-newspeak heet dat 'an innovative and competitive European Defence Technological and Industrial Base'. De hele EU lijkt van deze vanzelfsprekende waarheid doordrongen. Zorgen voor een bloeiende wapenindustrie is een van de belangrijkste doelstellingen van het Europese defensieagentschap (EDA). Niet voor niets wordt EDA door de wapenbedrijven zelf beschouwd als hun oogappel. Maar ook de Europese Commissie werkt ijverig mee: in 2011 riepen commissievoorzitter Emanuel Barroso en commissaris voor industrie en ondernemerschap Antionio Tajani een taskforce in het leven om de wapenindustrie verder te versterken. In directe samenspraak met de wapenindustrie zelf onderzoekt de Europese Commissie hoe ze die industrie kan helpen om concurrentieel te blijven op wereldvlak. Halfweg 2013 zal de taskforce haar aanbevelingen bekend maken.

Ook verschillende Europarlementariërs springen regelmatig in de bres voor de wapenindustrie. Bekende medestanders van de wapenindustrie, zoals de Duitse Christian Ehler en de Franse ex-geheim agent Arnaud Danjean, willen het mogelijk maken om subsidies uit het Europese budget voor wetenschappelijk onderzoek te gebruiken voor de ontwikkeling van nieuwe wapensystemen. 
Als klap op de vuurpijl is de versterking van de wapenindustrie ook een doelstelling van het Europees gemeenschappelijk standpunt over wapenexport. In dat gemeenschappelijk standpunt werden acht criteria vastgelegd die in overweging genomen moeten worden door de lidstaten wanneer ze wapenexportvergunningen afleveren. Maar naast allerlei mooie principes over democratie en mensenrechten, mogen de lidstaten ook in overweging nemen dat het weigeren van een wapenexportvergunning in het nadeel speelt voor de wapenindustrie. De Waalse vergunning voor de levering van FN-wapens aan het leger van Kadhaffi tijdens de Libische opstand is een triest voorbeeld van het resultaat dat al die 'overwegingen' kan opleveren.

CTRL-ALT-EU

Een van de achterliggende motivaties van de voorstanders van een bloeiende wapenindustrie is het geloof in de stelling: “Wat goed is voor de bedrijven, is goed voor iedereen”. Als er één sector is waarvoor dat overduidelijk niet opgaat is het wel de wapenindustrie. Maar ook in het algemeen valt het bedrijfsbelang niet samen met het publieke belang, daar hoeven we geen tekening bij te maken. Nochtans vormt deze stelling zowat de kern van de Europese Unie. Je zal het niet gemakkelijk letterlijk zo lezen, maar de allesoverheersende doelstelling van de EU om de meest competitieve economie ter wereld te worden is hiervan een vertaling. Met zo'n doelstelling is het niet verwonderlijk dat vertegenwoordigers van het bedrijfsleven tot 'the Brussels bubble' van experts behoren die het Europese beleid bepalen. Het maatschappelijke middenveld daarentegen wordt genegeerd, stiefmoederlijk behandeld of beschouwd als lastige luis in de pels. Of het nu gaat over de wapenhandel, landbouwbeleid of de regulering van de financiële sector.
Met de campagne CTRL-ALT-EU biedt Vredesactie weerwerk.

Als we een stem willen veroveren in om het even welk Europees beleidsdomein, zullen we dáár moeten gaan staan waar het beleid vorm krijgt. Dat wil zeggen: tussen de lobbyisten en de beleidsmakers. We stappen naar de Brusselse Europese wijk. We stellen de militarisering van de EU aan de kaak en roepen ze een halt toe. We maken de algemene infiltratie van het bedrijfsleven in de Europese instellingen zichtbaar en doorprikken de expertenbubbel. De campagne 'CTRL-ALT-EU' reboot de Europese Unie. De laatste kans voor we de stekker moeten uittrekken!