Maken Belgische F-16's geen burgerslachtoffers, of worden ze niet geteld?

Het relaas van een blitz-campagne.

'Waar onze militaire acties juist plaatsvinden, daarvan ligt de Belgische bevolking niet wakker' verklaarde de woordvoerder van minister van Defensie Vandeput begin februari nog in Knack. Die zin zal ondertussen wel geschrapt zijn in het communicatieplan van het kabinet, want de vraag om meer transparantie over de Belgische operatie Desert Falcon in Irak en Syrië klonk de laatste weken luid en duidelijk.
Wat heeft Vredesactie de afgelopen maanden gedaan om het thema op de agenda te zetten? Waarom is het debat over militaire operaties zo belangrijk? En welke informatie ontbreekt om dit debat te kunnen voeren?

België stuurt zijn F-16's naar landen duizenden kilometers hiervandaan om mensenrechten te vrijwaren en de veiligheid van burgers te verhogen. Op de Azraq basis in Jordanië wisselen België en Nederland elkaar af met zes F-16's. Ze vechten er tegen IS, in een coalitie van dertien landen onder leiding van de VS. De operatie moet onder andere burgers beschermen tegen de gruwel van IS. Maar er bestaat amper informatie over de operatie. Hoeveel burgerslachtoffers maken we zelf? Maken we meer kapot dan we opbouwen?

Vragen om openbaarheid van bestuur
Om een beter zicht te krijgen op de operatie stelde Vredesactie in mei en juni 2016 een eerste reeks vragen gebaseerd op de wet van openbaarheid van bestuur. Waar en wanneer wordt er gebombardeerd? Hoe wordt er gecontroleerd welke slachtoffers er vallen bij die militaire operaties?
We kregen een overzicht van de dagen dat de F-16's hadden gevlogen tussen 27 september en 19 november 2014 en of er tijdens die acties bommen werden gedropt of niet. Op de vraag naar de controle op burgerslachtoffers kregen we het bevreemdende antwoord dat “er geen documenten beschikbaar zijn betreffende slachtoffers van Belgische aanslagen gezien het feit dat er nog geen 'collateral damage' (nevenschade) heeft plaatsgevonden”. Bizar, want de vaststelling dat er nog geen burgerslachtoffers vielen komt logischerwijs na de controle, toch?

Geheim omwille van veiligheidsredenen
Met een tweede reeks vragen over het verloop van de operatie na november 2014 hadden we nog minder succes: “Omwille van veiligheidsredenen werden deze documenten opgenomen in een geclassificeerd operatieorder”. Ook een beroepsprocedure voor de commissie openbaarheid van bestuur leverde niets op, geheime informatie is en blijft geheim. Dat dezelfde informatie vroeger wel publiek gemaakt werd, veranderde daar niets aan. Dus werd het tijd om de politieke druk op te voeren.
We stuurden de leden van de parlementaire commissie landsverdediging de politieke nota 'Militaire interventies? Aanbevelingen voor parlementaire en publieke controle'. En een tiental academici was bereid om samen met ons een nieuwe reeks vragen in te dienen. Dit keer gingen de vragen over de lopende operatie in Irak en Syrië, en de afgelopen operaties in Afghanistan en Libië. We vroegen niet alleen naar de details van de Belgische acties en de controle op burgerslachtoffers, maar ook naar welke procedure er wordt gevolgd om te checken welke slachtoffers België maakt.

Burgerslachtoffers op de politieke agenda
Ondertussen werden ook journalisten en politici wakker en gingen er steeds meer stemmen op met de vraag om meer transparantie. Er was het voorval in oktober 2016, waarbij de Russen België ervan beschuldigde betrokken te zijn bij een bombardement in Syrië waarbij burgerslachtoffers gevallen waren. Hoewel de minister in de parlementaire commissie voor de opvolging van buitenlandse missies achter gesloten deuren kwam aantonen met vliegkaarten en vluchtnummers dat er geen Belgische F-16's betrokken waren, merkten verschillende mensen op dat de beschuldiging nooit voor commotie had gezorgd indien België open zou communiceren over haar militaire acties. In het jongste rapport van Airwars1, gepubliceerd in december 2016, kreeg België opnieuw één van de laagste scores voor transparantie. Een journalist van Knack ging aan de slag met het dossier en de antwoorden die we kregen op onze vragen rond openbaar van bestuur wat de verbluffende quote van de woordvoerder van de minister opleverde: 'Waar onze militaire acties juist plaatsvinden, daarvan ligt de Belgische bevolking niet wakker' .

Niet meer genegeerd
De uitspraak kreeg onmiddellijk een antwoord onder de vorm van een e-mailactie. Op vierentwintig uur kreeg minister van defensie Vandeput een paar honderd mails (hartelijk dank aan alle mailers!) – een sterk signaal. Een signaal dat ook de minister niet ontging, want enkele dagen later stuurde hij Vredesactie een antwoord: een moeilijk leesbare brief die vermoedelijk werd geschreven door een jurist. Maar het was een symbolische overwinning. Na talloze brieven en vragen kregen we een antwoord. Over het algemeen hield de minister de lippen stijf op elkaar, maar de brief bevatte ook stof voor nieuwe vragen. Zo benadrukt de minister dat de inzet van militaire middelen weloverwogen gebeurt en dat de operatie kadert in een Comprehensive Approach. Dat is 'militairs' voor een politiek plan waarin verschillende actoren een rol spelen in dialoog met elkaar. Zo'n plan overkoepelt bijvoorbeeld de acties van buitenlandse zaken voor wat de diplomatieke aanpak betreft, ontwikkelingssamenwerking voor hulpverlening en defensie voor de militaire operatie. Het is niet de eerste keer dat er sprake is van zo'n plan. De vraag om naast militaire ook diplomatieke en humanitaire middelen in te zetten in de context van het conflict in Irak werd opgenomen in de resolutie waarmee het parlement op 26 september 2016 haar toestemming gaf voor de militaire operatie. Alleen heeft niemand zo'n overkoepelend plan ooit gezien. Op de brief die we hem terugstuurden kregen we nooit een antwoord.

Meten is weten, behalve bij defensie
Al het voorgaande was een poging om informatie te bemachtigen die noodzakelijk is om een politiek debat over militaire operaties te kunnen voeren. Dat debat is essentieel, want het Belgische defensiebeleid heeft in het verleden weinig goeds opgeleverd. België bombardeerde de voorbije jaren onder andere in Libië en Afghanistan, twee landen waar het niet goed gaat sindsdien. Door politieke chaos en rivaliserende milities is Libië verworden tot een kruispunt voor wapen- en mensensmokkel. In Afghanistan sloeg in 2016 een recordaantal van 623.345 mensen intern op de vlucht, voert de Taliban de strijd om grondgebied tegen het Afghaanse leger op, terwijl IS de Taliban op eigen terrein uitdaagt. Hoe is het mogelijk dat een regering kan beslissen om militair in te grijpen in Afghanistan, dat die missie keer op keer verlengd wordt, dat we daar uiteindelijk meer dan tien jaar betrokken blijven, dat we geen informatie krijgen over de resultaten of de stand van zaken en dat noch de operatie nog de politieke besluitvorming geëvalueerd werden?

Studiedag in parlement
Om het debat over de huidige operatie in Irak en Syrië te voeden, organiseerde Vredesactie op 20 maart een studiedag in het parlement in samenwerking met 11.11.11 en de Ecolo/Groen fractie (voor meer informatie over de sprekers, zie kader). Het was een last-minute organisatie die inspeelde op de momentane aandacht die er was rond het thema. De week ervoor publiceerde defensie voor het eerst sinds september 2014 een maandelijks overzicht van de buitenlandse missies. Helaas onvoldoende om echt een zicht te krijgen op wat er ter plaatse gebeurt. Diezelfde week organiseerde defensie een bezoek aan de basis in Jordanië waar de Belgen gestationeerd zijn. Ook dat bezoek was niet veel meer dan een pr-evenement, er werd geen nieuwe informatie gegeven. Wel werden er opvallend veel vragen over burgerslachtoffers gesteld :)

Vier experts kwamen aan het woord tijdens de studiedag in het parlement over transparantie en de controle op burgerslachtoffers in de context van Belgische militaire interventies, op maandag 20 maart.

Professor Liesbeth Zegveld is hoogleraar humanitair recht aan de universiteit van Amsterdam. Als advocaat verdedigde Zegveld verschillende nabestaanden van slachtoffers uit Irak en Afghanistan tegen de Nederlandse staat. Ze schetste voor ons het juridische kader waaraan staten zich horen te houden wanneer ze oorlog voeren en de rechtsregels die burgers beschermen ten tijde van oorlog.

Eline Westra werkt voor de internationale onderzoeksgroep Airwars, waar ze het Belgische en Nederlandse dossier opvolgt. Airwars monitort de luchtoorlog in Irak en Syrië en documenteert aanvallen waarbij burgerslachtoffers vallen. Met die informatie benaderen ze regeringen en hun legers om een zo groot mogelijke openheid over de operatie te bekomen.

Christiaan Triebert is een open-source analyst actief bij de onderzoeksgroepen Bellingcat en Airwars. Voor Airwars verzorgd hij de geo-location van de gedocumenteerde incidenten waarbij burgerslachtoffers vallen. Hij vertelde hoe hij op basis van ooggetuigenverslagen, video- en foto-materiaal, militaire rapporten en satellietbeelden de locatie van een bombardement duizenden kilometers verderop bepaald.

Christopher Kolenda is voormalig militair adviseur voor het Amerikaans leger. Hij vocht in de oorlog in Afghanistan en werkte daarna als militair adviseur voor verschillende ISAF Commanders. Later schreef hij als onderzoeker regelmatig over de nefaste gevolgen van burgerslachtoffers voor de oorlogen die de VS uitvoert. Hij licht zijn conclusies en aanbevelingen toe in de context van de oorlog tegen IS vanuit militair/strategisch oogpunt.

Lange weg te gaan
Het is ondertussen een jaar geleden dat we onze eerste brief naar defensie verstuurden met de vraag om meer informatie. Hoewel we nog maar weinig informatie hebben losgekregen, staat het thema nu wel op de agenda, zowel bij pers als politiek. Er komt ook steun voor de vraag om meer transparantie van journalisten, onderzoekers en van de academici die zelf vragen stelden gebaseerd op de wet op openbaarheid van bestuur. Zij kregen begin maart één voor één hetzelfde antwoord: alles is geheim. Zelfs de informatie van operaties die al jaren achter ons liggen, en de procedures die golden tijdens die operatie blijven achter slot en grendel. Natuurlijk zijn er legitieme veiligheidsoverwegingen in deze dossiers. De veiligheid van piloten of hun familie moet gewaarborgd blijven. Maar door alle informatie te classificeren onttrekt de regering zich aan de publieke controle op haar beleid.

Waarschijnlijk vloeken berichten over burgerdoden met het beeld van een "schone" of "rechtvaardige" oorlog. Maar doen alsof ze er niet zijn, en nabestaanden in het ongewisse laten over de dood van hun naaste, is onverdedigbaar. Zonder een zicht op de menselijke kost van de oorlogen die België uitvecht, is een evaluatie van de resultaten fictie. Om tussentijdse evaluaties van en een maatschappelijk debat over lopende militaire operaties mogelijk te maken, moet Defensie meer informatie publiek maken.

1 Airwars is een groep onderzoekers en journalisten die de oorlog in Irak en Syrië monitort. Ze documenteren incidenten waarbij burgerslachtoffers vallen obv alle beschikbare informatie. Voor meer informatie kijk op www.airwars.org