Belgische wapenhandel blijft Palestijnse slachtoffers maken

Artikel Sampol

Er is sinds 2009 een Belgisch wapenexportverbod naar Israël. Maar in praktijk zitten nog heel wat gaten in het net, door een lakse uitvoering van de exportwetgeving en een gebrekkige controle en handhaving.

Israël is, samen met de bezette gebieden, niet groter dan België en heeft ook een lager bnp. In dit gebied wonen bijna 15 miljoen mensen, waaronder een kleine 8 miljoen joden als meerderheidsgroep van 9,5 miljoen Israëlische staatsburgers. Anders gesteld, dit is eigenlijk een vrij klein, regionaal conflict. Hoe kan het dan dat zo’n lokaal conflict zo’n enorme impact heeft op de hele regio en maar blijft voortduren?

WAPENHANDEL WAKKERT CONFLICT AAN

Een deel van de verklaring is de massieve stroom van wapens naar de staat Israël. Deze aanvoer van wapens stoppen, betekent niet dat het conflict opgelost zou zijn. Maar het oorlogsgeweld zou onmogelijk op de huidige schaal aangehouden kunnen worden. Israël is, ondanks een sterke eigen defensie-industrie, afhankelijk van deze aanvoer. De VS staat in voor bijna 70% van de Israëlische invoer van militair materiaal. Het financiert die wapens ook in grote mate: de VS gaf het voorbije jaar reeds 12,5 miljard dollar aan militaire steun. Ter vergelijking, dit is zowat 2% van het Belgische bnp of wat de NAVO vraagt dat België aan defensie zou besteden. Of een verdrievoudiging van de bijna 4 miljard dollar dat Israel voordien jaarlijks ontving. De andere grote wapenleverancier is Duitsland, die dit ook deels financiert uit het eigen budget. Maar ook andere Europese landen, zoals Italië, Groot-Brittannië of Frankrijk, lieten zich wat wapenleveringen betreft de afgelopen jaren niet onbetuigd.

Wapenhandel is geen gewone economische activiteit, maar wordt in principe sterk gereguleerd door het aan een vergunningsplicht te onderwerpen. Waar zulke exportcontrole tijdens de Koude Oorlog voornamelijk om strategische redenen gebeurde, veranderde in de jaren 1990 de motivering ervan naar de bescherming van mensenrechten, de naleving van het internationaal humanitair recht en conflictpreventie. Het EU-kader voorziet een aantal criteria waaraan elke export moet worden getoetst en waarbij een vergunning moet worden geweigerd als niet aan de criteria wordt voldaan. Zo moet de export geweigerd worden wanneer het risico bestaat dat de wapens gebruikt gaan worden voor ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, interne repressie of voor agressie jegens een ander land, of territoriale aanspraken kracht bij te zetten. Daarnaast is er het Wapenhandelsverdrag, dat eveneens de uitvoer van wapens verbiedt, wanneer ze “zouden worden gebruikt voor het plegen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, ernstige inbreuken op de Verdragen van Genève van 1949, aanvallen gericht tegen burgerobjecten of als zodanig beschermde burgers of andere oorlogsmisdaden vastgelegd in de internationale verdragen waarbij hij partij is”.

HOEVEEL OORLOGSMISDADEN ZIJN ER NODIG OM WAPENEXPORT TE STOPPEN?

Hoe wordt dit nu tegenover Israël toegepast? Om de vergelijking met de Belgische schaal nog even voort te zetten, beeldt u in dat de helft van de Vlaamse bevolking wordt samengeduwd op een strook Belgische kust van Nieuwpoort tot Zeebrugge en 6 tot 12 kilometer landinwaarts, afgegrendeld en continu gesurveilleerd met elk jaar wel een militaire aanval of een reeks bombardementen. Dat was Gaza de voorbije 20 jaar.

Het voorbije jaar werd die onmenselijke situatie omgezet in een permanente horrorshow, waarbij 2,3 miljoen mensen op dat strookje dagelijks wordt gebombardeerd, met evacuatiebevelen van hot naar her wordt gejaagd, en gedwongen wordt samen te troepen op een nog veel kleiner stuk van die kuststrook. Dit terwijl alle infrastructuur, sanitaire en medische voorzieningen stelselmatig wordt vernietigd en voedsel nog in heel beperkte mate het gebied binnenkomt.

Zelfs als men dit niet wil kwalificeren als genocide, dan vormt dit in elk geval een stevige serie aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Dat dit ruimschoots voldoende is om de uitvoerverboden te triggeren uit het EU Gemeenschappelijk Standpunt en het Wapenhandelsverdrag lijkt logisch. Die logica is echter niet besteed aan een groot deel van de EU-lidstaten, noch aan de VS.

HET BELGISCHE BELEID

De Belgische regeringen hebben zich de voorbije jaren wel kritisch opgesteld tegen Israël. In 2009 werd in overleg tussen de federale regering en de drie gewesten beslist om “geen wapenexportlicenties uit te reiken die de militaire capaciteit van de strijdende partijen zou versterken”. Dat beleid wordt in alle gewesten nog steeds gevolgd. De rechtstreekse wapenexport is dan ook sterk gedaald vanaf 2009.

Maar in praktijk zitten nog heel wat gaten in het net, door een lakse uitvoering van de exportwetgeving en een gebrekkige controle en handhaving. Dit is een probleem met het exportbeleid in het algemeen en niet specifiek gericht op Israël, maar het resultaat is dat nog heel wat militaire goederen vanuit en via België in Israël terechtkomen. Tussen decreet en praktijk staan economische overwegingen en bureaucratische inertie. De regionalisering van de wapenhandel heeft in alle gewesten tot een versoepeling van de exportwetgeving geleid. Ondanks mooie publieke verklaringen is het beleid gericht op zo weinig mogelijk beperkingen aan de defensie-industrie op te leggen.

De World Central Kitchen hulpverleners in Gaza werden beschoten door een Hermes 450 drone, waarvoor het Belgische Scioteq beeldschermen had geleverd.”

Zo bleek dat Scioteq, de vroegere defensie-afdeling van Barco, beeldschermen geleverd had voor de controlestations van de Hermes-drones. De World Central Kitchen hulpverleners in Gaza werden beschoten door een Hermes 450 drone, naast talloze aanvallen op burgerdoelwitten. Waar zulke, met militaire specificaties gemaakte en voor militaire toepassingen dienende schermen onder de oude Belgische wetgeving via de catch-all-bepaling vergunningsplichtig waren, zijn deze nu volgens de Vlaamse regering louter civiele technologie en niet aan de exportcontrole onderworpen. Volgens het bedrijf is dit contract reeds lang afgewerkt, maar het huidige Vlaamse wapenhandeldecreet vormt dus geen beperking voor nieuwe leveringen.

UITVOER

Ook betekent de beslissing uit 2009 niet dat alle export van militaire goederen naar Israël stopte. Sindsdien is er voor ongeveer 60 miljoen euro aan uitvoervergunningen afgeleverd door de drie gewesten (TABEL 1). Wanneer de eindgebruiker zich buiten Israël bevindt, kan die export nog wel. Belgische bedrijven kunnen dus samenwerken met de Israëlische defensie-industrie zolang het maar voor eindgebruikers buiten Israël is. Een voorbeeld is OIP, één van de Belgische dochterondernemingen van Elbit, dat sinds 2009 regelmatig vergunningen kreeg voor de export van vuurgeleidingssystemen en beeldverwerkingstechnologie vanuit het Vlaams Gewest naar Israël. Dat dit soort samenwerking de Israëlische defensie-industrie en zo ook onrechtstreeks de Israëlische militaire capaciteit versterkt, wordt niet in rekening gebracht.

Dat zulke uitvoer naar andere eindgebruikers gaat, is in het geval van OIP nog aannemelijk maar heel wat minder geloofwaardig voor enkele andere uitvoervergunningen.

 

Tabel 1. UITVOERVERGUNNINGEN AFGELEVERD DOOR DE DRIE GEWESTEN.

Het Waals Gewest vergunde sinds 2009 voor 34 miljoen euro aan export van buskruit door PB Clermont. De reële uitvoer sinds 2014 bedroeg 13 miljoen euro. Dit was voldoende om van België een steeds belangrijkere leverancier te maken. In 2021 was België zelfs de voornaamste bron van buskruit, goed voor 53% van de Israëlische invoer. Het hoge ‘eigen gebruik’ door het Israëlische leger maakt de stelling dat dit allemaal voor andere eindgebruikers was hoogst betwijfelbaar. Na een ingebrekestelling besloot de Waalse regering om een rechtszaak te vermijden en de exportvergunning te schorsen.

In het Brussels gewest werd de voorbije jaren geregeld vergunningen verleend voor de export van vliegtuigonderdelen naar Israël, al zou er momenteel geen lopende vergunning meer zijn. Dit betrof onderdelen voor F-16’s die door Sabca aan het Israëlische IAI geleverd werden. Vervolgens zouden ze naar Lockheed Martin in de VS gestuurd worden. Voor het Brussels Gewest is Lockheed Martin de eindgebruiker, in realiteit gaan die onderdelen in een gevechtsvliegtuig van één of andere luchtmacht. Dit kan dus Israël zijn. Kort samengevat: wie de echte eindgebruiker is, wordt niet gecontroleerd.

Dit probleem stelt zich ook voor de uitvoer van F-16 onderdelen naar de VS vanuit de drie gewesten. Amerikaanse wapensystemen die aan Israël geleverd worden, bevatten vaak onderdelen die elders geproduceerd zijn. Landen die dure wapensystemen aankopen, vragen daarbij dat die deels in eigen land geproduceerd worden. Dit resulteert in een internationaal verspreide toeleveringsketen voor die wapensystemen. De aankoop van een Amerikaans gevechtsvliegtuig is dus ook het lidmaatschap in een industrieel netwerk dat produceert in en levert aan de verschillende klant-staten. Waaronder dus ook Israël. De politieke overheden in die klant-staten staan weigerachtig om dit productiesysteem te verstoren, maar zien zich nu wel geconfronteerd met juridische vragen en procedures tegen die uitvoer. In Nederland verbood het Gerechtshof in Den Haag de uitvoer van F-35 onderdelen naar Israël. Of ook de uitvoer via de VS naar Israël gestopt moet worden, is het voorwerp van nieuwe procedures. In Denemarken en Groot-Brittannië zijn gelijkaardige procedures lopende.

Opmerkelijk is dat een grondige controle op de eindgebruiker wel mogelijk is om export naar Israël toe te laten. De Vlaamse regering stelt dat ze daarbij contracten met de eindgebruiker laat voorleggen. Maar blijkbaar zou dit niet kunnen om na te gaan of bepaalde exporten via andere landen, zoals de VS, al dan niet in Israël of elders belanden. Dit terwijl het traceren van onderdelen in de luchtvaartindustrie een gangbare veiligheidspraktijk is. De bedrijven zijn dus perfect op de hoogte in welk vliegtuig de door hun geëxporteerde onderdelen terechtkomen, zeker wanneer het om herstellingen gaat. Indien de politieke wil aanwezig was om de beslissing uit 2009 effectief te implementeren, dan kunnen de gewestelijke controlediensten de reële militaire eindgebruikers opvragen bij de betrokken bedrijven en het verbod op verdere uitvoer naar Israël expliciet in de vergunningen opnemen.

DOORVOER

De beleidslijn uit 2009 had niet enkel betrekking op uitvoer, maar ook op doorvoer. Het Wapenhandelsverdrag vereist dat de verboden kunnen worden toegepast op elke overdracht van wapens. Maar doorvoer is gebrekkig geregeld in de gewestelijke regelgeving. Doorvoer is vergunningsplichtig wanneer het van transportmiddel wisselt. Maar wanneer de goederen aan boord van een vliegtuig of schip blijven, werd lang geen vergunning vereist of controle uitgeoefend. Enkel in het Vlaams Gewest is het Wapenhandeldecreet aangepast aan het Wapenhandelsverdrag en is doorvoer in enkele gevallen vergunningsplichtig gemaakt, onder meer wanneer de goederen “bestemd zijn of kunnen zijn voor het plegen van genocide, misdaden tegen de mensheid of oorlogsmisdaden”. Deze vreemde kronkel – goederen enkel vergunningsplichtig maken in de gevallen waarin geen vergunning verleend kan worden – laat de controlediensten toe om die transporten te verbieden en tegen te houden. Het schuift de verantwoordelijkheid voor de controle zo wel door naar de vervoerders, die moeten nagaan of bij een bepaalde lading zich zo’n risico stelt.

De Israëlische rederij ZIM bleek de voorbije jaren geregeld munitie door te voeren via de Antwerpse haven.”

In praktijk betekent deze Vlaamse regeling dat zulke doorvoer niet gecontroleerd wordt en ongestoord kan plaatsvinden. Dat wil zeggen, tot een lastige ngo’s die doorvoer zichtbaar maken en de gerechtelijke autoriteiten inschakelt. De Israëlische rederij ZIM bleek de voorbije jaren geregeld munitie door te voeren via de Antwerpse haven. Tegen die transporten werd door een brede coalitie NGO’s, met onder meer 11.11.11, Oxfam en Vredesactie, klacht neergelegd.

In het Waals Gewest is er zelfs geen vergunningsplicht voor dit soort doorvoer. Er blijft echter wel de verplichting om voor het luchttransport van wapens en munitie toestemming te vragen aan elk land van overvlucht. Al jaren werd militair materiaal via de luchthaven van Bierset vanuit de VS naar Israël overgevlogen, eerst door El Al, nu door Challenge Airlines. Door Vredesactie opgevraagde documenten toonden dat Challenge Airlines op grote schaal munitie, detonatoren voor onder meer precisiemunitie en raketten, en onderdelen van F-16 en F-35 gevechtsvliegtuigen vervoerden. De berichtgeving en dreiging met juridische stappen leidde vervolgens tot een verbod op die doorvoer door de Waalse regering en maatregelen door de FOD Mobiliteit.

In beide gevallen gingen het niet om een bewust beleid, wel om gaten in de wetgeving en een gebrek aan samenwerking en informatiedoorstroming tussen verschillende administraties. Dit vraagt alvast om een versterking van de wetgeving met bijvoorbeeld een meldingsplicht op alle doorvoer van militaire goederen, zoals in Nederland. Dit zou ook duidelijk de verantwoordelijkheid om te controleren bij de exportcontrolediensten leggen, in plaats van dit over te laten aan de vervoerders.

Met deze gerechtelijke en administratieve stappen is dit soort doorvoer nu stilgelegd. Helaas is daarmee niet elke Belgische betrokkenheid bij wapentransporten naar Israël beëindigd. Challenge Airlines blijft vluchten met een volledig militaire cargo verzorgen tussen de VS en de Nevatim- luchtmachtbasis in Israël. Hiermee is het één van de belangrijkste aanvoerders van munitie naar Israël. Challenge Airlines is een Belgisch-Israëlische groep, met in België gevestigde entiteiten, die het grootste deel van haar personeel in Bierset heeft en waarvan de vliegtuigen deels onder Belgische vlag geregistreerd staan. Deze aanvoer van wapens passeert weliswaar niet fysiek via het Belgische grondgebied, maar gebeurt wel door actoren en bedrijfsactiviteiten die onder de Belgische jurisdictie vallen. De Belgische overheid heeft dus een reeks mogelijkheden om ook deze aanvoer van wapens aan banden te leggen. Maar daartoe zien we vooralsnog geen enkele aanzet.

CONCLUSIE

De conclusie is dat België duidelijke, op het internationaal humanitair recht gebaseerde, standpunten inneemt op het internationale niveau. Maar de uitvoering in de eigen beleidspraktijk toont vele gaten. Enkele daarvan werden het laatste jaar met ad-hoc-maatregelen en juridische stappen door ngo’s tijdelijk gedicht, maar niet alle. Terwijl ook de politieke wil ontbreekt om dit beleid op een effectieve manier in praktijk om te zetten. Daartoe moet zowel de wetgeving als de toepassing en handhaving versterkt worden om een efficiënte controle op het eindgebruik van uitgevoerde goederen en op de doorvoer te realiseren. Ten slotte zou de Belgische betrokkenheid bij de wapenaanvoer via vervoersactiviteiten, zoals nu door Challenge Airlines gebeurt, aan banden moeten worden gelegd.

 

Hans Lammerant – Onderzoeker Vredesactie

Ook verschenen in SamPol editie 9 van 2024. 

https://www.sampol.be/2024/11/belgische-wapenhandel-blijft-palestijnse-slachtoffers-maken