Israël is, samen met de bezette gebieden, niet groter dan België en heeft ook een lager bnp. In dit gebied wonen bijna 15 miljoen mensen, waaronder een kleine 8 miljoen joden als meerderheidsgroep van 9,5 miljoen Israëlische staatsburgers. Anders gesteld, dit is eigenlijk een vrij klein, regionaal conflict. Hoe kan het dan dat zo’n lokaal conflict zo’n enorme impact heeft op de hele regio en maar blijft voortduren?
WAPENHANDEL WAKKERT CONFLICT AAN
Een deel van de verklaring is de massieve stroom van wapens naar de staat Israël. Deze aanvoer van wapens stoppen, betekent niet dat het conflict opgelost zou zijn. Maar het oorlogsgeweld zou onmogelijk op de huidige schaal aangehouden kunnen worden. Israël is, ondanks een sterke eigen defensie-industrie, afhankelijk van deze aanvoer. De VS staat in voor bijna 70% van de Israëlische invoer van militair materiaal. Het financiert die wapens ook in grote mate: de VS gaf het voorbije jaar reeds 12,5 miljard dollar aan militaire steun. Ter vergelijking, dit is zowat 2% van het Belgische bnp of wat de NAVO vraagt dat België aan defensie zou besteden. Of een verdrievoudiging van de bijna 4 miljard dollar dat Israel voordien jaarlijks ontving. De andere grote wapenleverancier is Duitsland, die dit ook deels financiert uit het eigen budget. Maar ook andere Europese landen, zoals Italië, Groot-Brittannië of Frankrijk, lieten zich wat wapenleveringen betreft de afgelopen jaren niet onbetuigd.
Wapenhandel is geen gewone economische activiteit, maar wordt in principe sterk gereguleerd door het aan een vergunningsplicht te onderwerpen. Waar zulke exportcontrole tijdens de Koude Oorlog voornamelijk om strategische redenen gebeurde, veranderde in de jaren 1990 de motivering ervan naar de bescherming van mensenrechten, de naleving van het internationaal humanitair recht en conflictpreventie. Het EU-kader voorziet een aantal criteria waaraan elke export moet worden getoetst en waarbij een vergunning moet worden geweigerd als niet aan de criteria wordt voldaan. Zo moet de export geweigerd worden wanneer het risico bestaat dat de wapens gebruikt gaan worden voor ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, interne repressie of voor agressie jegens een ander land, of territoriale aanspraken kracht bij te zetten. Daarnaast is er het Wapenhandelsverdrag, dat eveneens de uitvoer van wapens verbiedt, wanneer ze “zouden worden gebruikt voor het plegen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, ernstige inbreuken op de Verdragen van Genève van 1949, aanvallen gericht tegen burgerobjecten of als zodanig beschermde burgers of andere oorlogsmisdaden vastgelegd in de internationale verdragen waarbij hij partij is”.
HOEVEEL OORLOGSMISDADEN ZIJN ER NODIG OM WAPENEXPORT TE STOPPEN?
Hoe wordt dit nu tegenover Israël toegepast? Om de vergelijking met de Belgische schaal nog even voort te zetten, beeldt u in dat de helft van de Vlaamse bevolking wordt samengeduwd op een strook Belgische kust van Nieuwpoort tot Zeebrugge en 6 tot 12 kilometer landinwaarts, afgegrendeld en continu gesurveilleerd met elk jaar wel een militaire aanval of een reeks bombardementen. Dat was Gaza de voorbije 20 jaar.
Het voorbije jaar werd die onmenselijke situatie omgezet in een permanente horrorshow, waarbij 2,3 miljoen mensen op dat strookje dagelijks wordt gebombardeerd, met evacuatiebevelen van hot naar her wordt gejaagd, en gedwongen wordt samen te troepen op een nog veel kleiner stuk van die kuststrook. Dit terwijl alle infrastructuur, sanitaire en medische voorzieningen stelselmatig wordt vernietigd en voedsel nog in heel beperkte mate het gebied binnenkomt.
Zelfs als men dit niet wil kwalificeren als genocide, dan vormt dit in elk geval een stevige serie aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Dat dit ruimschoots voldoende is om de uitvoerverboden te triggeren uit het EU Gemeenschappelijk Standpunt en het Wapenhandelsverdrag lijkt logisch. Die logica is echter niet besteed aan een groot deel van de EU-lidstaten, noch aan de VS.
HET BELGISCHE BELEID
De Belgische regeringen hebben zich de voorbije jaren wel kritisch opgesteld tegen Israël. In 2009 werd in overleg tussen de federale regering en de drie gewesten beslist om “geen wapenexportlicenties uit te reiken die de militaire capaciteit van de strijdende partijen zou versterken”. Dat beleid wordt in alle gewesten nog steeds gevolgd. De rechtstreekse wapenexport is dan ook sterk gedaald vanaf 2009.
Maar in praktijk zitten nog heel wat gaten in het net, door een lakse uitvoering van de exportwetgeving en een gebrekkige controle en handhaving. Dit is een probleem met het exportbeleid in het algemeen en niet specifiek gericht op Israël, maar het resultaat is dat nog heel wat militaire goederen vanuit en via België in Israël terechtkomen. Tussen decreet en praktijk staan economische overwegingen en bureaucratische inertie. De regionalisering van de wapenhandel heeft in alle gewesten tot een versoepeling van de exportwetgeving geleid. Ondanks mooie publieke verklaringen is het beleid gericht op zo weinig mogelijk beperkingen aan de defensie-industrie op te leggen.
“De World Central Kitchen hulpverleners in Gaza werden beschoten door een Hermes 450 drone, waarvoor het Belgische Scioteq beeldschermen had geleverd.”
Zo bleek dat Scioteq, de vroegere defensie-afdeling van Barco, beeldschermen geleverd had voor de controlestations van de Hermes-drones. De World Central Kitchen hulpverleners in Gaza werden beschoten door een Hermes 450 drone, naast talloze aanvallen op burgerdoelwitten. Waar zulke, met militaire specificaties gemaakte en voor militaire toepassingen dienende schermen onder de oude Belgische wetgeving via de catch-all-bepaling vergunningsplichtig waren, zijn deze nu volgens de Vlaamse regering louter civiele technologie en niet aan de exportcontrole onderworpen. Volgens het bedrijf is dit contract reeds lang afgewerkt, maar het huidige Vlaamse wapenhandeldecreet vormt dus geen beperking voor nieuwe leveringen.
UITVOER
Ook betekent de beslissing uit 2009 niet dat alle export van militaire goederen naar Israël stopte. Sindsdien is er voor ongeveer 60 miljoen euro aan uitvoervergunningen afgeleverd door de drie gewesten (TABEL 1). Wanneer de eindgebruiker zich buiten Israël bevindt, kan die export nog wel. Belgische bedrijven kunnen dus samenwerken met de Israëlische defensie-industrie zolang het maar voor eindgebruikers buiten Israël is. Een voorbeeld is OIP, één van de Belgische dochterondernemingen van Elbit, dat sinds 2009 regelmatig vergunningen kreeg voor de export van vuurgeleidingssystemen en beeldverwerkingstechnologie vanuit het Vlaams Gewest naar Israël. Dat dit soort samenwerking de Israëlische defensie-industrie en zo ook onrechtstreeks de Israëlische militaire capaciteit versterkt, wordt niet in rekening gebracht.
Dat zulke uitvoer naar andere eindgebruikers gaat, is in het geval van OIP nog aannemelijk maar heel wat minder geloofwaardig voor enkele andere uitvoervergunningen.
Tabel 1. UITVOERVERGUNNINGEN AFGELEVERD DOOR DE DRIE GEWESTEN.