Verkrachting als oorlogswapen

Verkrachting is een weerzinwekkende misdaad. Oorlog ook. Nog erger is het als beide een koppel vormen: seksueel geweld als bewust gekozen oorlogsstrategie. In dit artikel haalt Albert Louvrier voorbeelden en feiten aan uit het boek van Karima Guenivet: hoe verkrachting een oorlogswapen vormt in een aantal recente gewelddadige conflicten uit de ‘hedendaagse geschiedenis’.
Volgens Karima Guenivet in haar boek ‘Violences sexuelles – la nouvelle arme de guerre’ zijn 70 % van de burgerslachtoffers in de jongste oorlogen vrouwen, en maken vrouwen 80 % uit van de vluchtelingen. Een VN-document spreekt van 14 miljoen vrouwen als doelwit van seksueel geweld. Een nieuw nevenverschijnsel van oorlog en van de massale militarisering van onze samenleving heet: verkrachting. Een geaccepteerd oorlogsmiddel, te meten aan de grootschalige toepassing ervan. De militaire strateeg mikt met dit wapen op intimidatie, vernedering, bezoedeling, vernietiging van de vermeende vijand. Om de terreur te vergroten wordt de vrouw gebruikt als een element op het slagveld: verminking, verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen zwangerschap…: daadwerkelijke oorlogswapens. In Bosnië (1993), Rwanda (1994), Algerije sinds de ‘Djihad’… kwamen verkrachtingskampen én kraaminstellingen tot volle bloei. Baarmoeders deden dienst als rustplaats voor penis/geweer én tevens als vruchtbare bodem in de combinatie met het totaalverbod op abortus. Tegelijk wordt het verkrachten ook nog eens gemediatiseerd om voortzetting van een oorlog te rechtvaardigen. Propaganda teert op wederzijdse haat en lokt nieuwe wreedaardigheden uit. Het nationalistische discours over galopperende geboortecijfers bij ‘de vijand’ vervalt al snel in racisme; het rechtvaardigt raciale uitzuivering en roept het baren van kinderen uit tot vaderlandse plicht. Om genoeg steun van de publieke opinie te krijgen voor de aanval op de Serviërs in Kosov@ zette de NAVO etnische zuiveringen en massale verkrachtingen gretig op de voorpagina’s. De journaliste Véronique Nahoum-Grappe betoogt dat legers vernietigen om zelf te kunnen herscheppen: “Verkrachtingen hebben niet de dood van de ander op het oog, wel het ongedaan maken van zijn geboorte, om zijn conceptie van voren af aan te kunnen heropstarten door de plaats in te nemen van het andere genetische collectief”. Militaire bordelen werden in de loop van de 20ste eeuw geïnstitutionaliseerd. Seksuele slavernij van vrouwen, de enige manier om te blijven leven, deed in Europa en in Azië uitgebreid haar intrede tijdens de twee wereldoorlogen. ‘Comfortvrouwen’ waren er evengoed in nazi concentratiekampen. Overal gaat de aanwezigheid van soldaten hand in hand met prostitutie: ook de zogenaamde vredestroepen in Kosov@, in Bosnië (500 nieuwe bordelen sinds de oorlog) of eender waar, brengen de lokale netwerken tot volle bloei, dikwijls dankzij afwending van voor humanitaire hulp bestemde middelen. Militarisme, vrouwenhaat en verkrachting zijn a.h.w. synoniemen van elkaar geworden, ze komen tot uiting in pervertering van agressieve impulsen en mishandeling jegens de burgerbevolking. Ook binnen het eigen leger Een officiële statistiek van het Amerikaanse ministerie van Defensie stelt vast dat 23 op de 1000 vrouwelijke militairen lijden onder gewelddadigheden. Bij de vrouwen onder de 50 jaar liggen de cijfers nog heel wat slechter: een op vier verklaart het slachtoffer te zijn geweest van geweldplegingen door mannelijke collega’s. In die optiek is de gelijkheid man-vrouw in dit smerige beroep niet meer dan een enorme leugen, die alle feministische organisaties aan de kaak zouden moeten stellen. Maar pacifisten en antimilitaristen klinkt dat soort gelijkheidseisen absurd in de oren: moet men dan, om zich bevrijd te voelen, meelopen in het meest repressieve van alle beroepen, waarvan de roeping bestaat uit het schenden van mensenrechten en het de kop indrukken van elke vorm van emancipatie? In Frankrijk vormen de vrouwen reeds meer dan 10 % van de militaire effectieven. Ze zijn er doorgedrongen tot in erg gesloten eenheden zoals het vreemdelingenlegioen of interventiecommando’s; enkel onderzeeboten blijven verboden terrein. Overal ter wereld heeft de technologische evolutie in en de wijde verspreiding en lage kostprijs van kleine en lichte wapens, bijgedragen in de vervrouwelijking van legers. In Afghanistan is alleen al het feit vrouw te zijn voldoende voor repressie, en de recente oorlog illustreert goed hoe burgerbevolkingen er beschouwd worden als bron van inkomsten voor militairen, echte gewapende bandieten, die hun agressiviteit nog wat opdrijven door alcohol- of drugsgebruik en die schaamteloos hulpgoederen inpikken, plunderen en verkrachten. Genetisch imperialisme of feminicide In haar analyse van massaverkrachtingen komt Ruth Seiferta tot het besluit dat “waar het de bedoeling is een cultuur kapot te maken, de vrouwen het belangrijkste doelwit vormen, wegens hun groot aandeel in de overlevering van de cultuur en hun belang in de gezinsstructuur. In vuile oorlogen doet niet zozeer de overwinning op het vijandelijke leger zelf er toe, als wel de vernietiging van wie er de strategische hoeksteen van is”. Om te doden volstaan de mijnen, de klassieke of de chemische wapens ruimschoots. Maar voor de wapendragers komt het er tegenwoordig op aan om op een collectieve manier en op lange termijn de nodige schade toe te brengen. In 1992 definieerde de speciale rapporteur van de VN Radhika Coomasramy deze daad van totale vernietiging van een mens als volgt: “Het gaat om het met bedreiging, kracht of geweld inbrengen van eender welk voorwerp, inbegrepen maar niet uitsluitend een penis, in de mond, de vagina of de anus van het slachtoffer, dat evengoed een man als een vrouw kan zijn”. (uit De Standaard 21/6/02, over massale verkrachtingen in Oost-Congo): De 12-jarige Eléonore getuigt in een rapport van Human Rights Watch: “Ze kwamen mijn kamer binnen. Ze hadden geweren bij en fakkels. Toen ik weigerde, heeft een van hen me twee keer geslagen. Dan heeft hij de daad begaan. Er waren nog vier andere kinderen in de kamer. De man die het gedaan heeft vertelde hen dat ze hun ogen moesten sluiten. Ik heb ook mijn ogen gesloten. Ze zijn gestopt toen het bloed begon te vloeien”. Genitale verminkingen (wegsnijden van testikels, clitoris, lippen, dichtnaaien van de vulva), hebben net als neus-, vinger- of armamputaties de bedoeling om de vernedering voorgoed in het vlees in te kerven. Dergelijke bewuste, gewilde, weloverwogen praktijken circuleren in de technische catalogi van militaire staven, in het kader van de veralgemening van politieke terreur. De beruchte viriele generaal Paul Aussaresses mag zich in vergelijking daarmee een simpele amateur op het vakgebied van martelingen noemen. In 1993 waren veel wapens door de presidentiële entourage in Rwanda aan schurkenstaten doorverkocht. Vandaar het grote gebruik van de simpele machetes. Daar moest men vooral mee mikken op nek, voorhoofd, pezen en polsen, om ‘de tegenstanders’ ervan te weerhouden zich van een geweer te bedienen of op de vlucht te gaan. Ongeveer 500.000 vrouwen werden in wat volgde gemarteld, verkracht, verminkt en vermoord. In de complete chaos van deze georchestreerde genocide – met de hulp van het Franse leger – hebben nagenoeg alle jonge vrouwen die de slachting overleefden, ‘kubohoza’ ondergaan, letterlijk: ‘hulp bij hun bevrijding’! Zelfs meisjes van twee jaar en vrouwen van over de vijftig ondergingen dat lot. Als ze klacht neerlegden werden ze door de autoriteiten nog een keertje opnieuw verkracht. Die macabere rituelen dienden eerder om te misvormen en te bezoedelen, om de schoonheid te ontnemen en de capaciteit om kinderen te krijgen, dan om te doden. In Bosnië werd verkrachting regelmatig gebruikt bij ondervragingen. Daarna werden de vrouwen verplicht als prostituée te fungeren in bordelen die gratis ter beschikking stonden van de soldaten. Een vrouw uit Brcko vertelde over een verkrachtingskamp in 1992 en 1993, waar de Serviërs hen nummers hadden toegekend. Ze waren er met 1800 vrouwen, werden meermaals per dag verkracht naargelang de goesting van hun bewakers. Na vernederd, beledigd, geslagen te zijn werden ze nadien soms nog afgemaakt. Merkwaardig genoeg kregen ze regelmatig gynaecologen op bezoek. Wie zwanger was werd geïsoleerd, als voorbeeld naar voor geschoven, en kreeg kleine privileges tot de zevende maand zwangerschap. Dan werden ze door hun bewakers vrijgelaten, men was nu zeker dat ze een kleine Tsjetnik op de wereld zouden zetten. In Algerije riep een verklaring van de Groupe Islamique Armée (GIA – maart 1994) alle vrouwen die niet gesluierd zijn uit tot potentieel militair doelwit. De ‘strijders van god’ gingen over tot verkrachting onder het mom van ‘tijdelijke gedwongen huwelijken’. Doodseskaders van het leger en de veiligheidsdiensten maakten zich zelfs niet moe aan dergelijke bespottelijke voorwendsels. Lichamen van verkrachte of de keel doorgesneden vrouwen dienden om een politiek beleid te verkopen. De Profeet heeft nochtans gezegd: “Elk geweld tegen een vrouw is een teken van een man vervuld van laaghartigheid en middelmatigheid. Zachtheid en respect zijn daarentegen de uitdrukking van verhevenheid”. Wat een armzalige religieuze uitleg dus, van die zogenaamde integristische moslims. En daarna… Na een bevalling blijven verkrachte vrouwen voor altijd getekend, want hun baby herinnert ze voortdurend aan de schande en de nachtmerries die ze hebben ondergaan. Dikwijls kiezen ze ervoor hun kind af te staan of erger. In haar werk uit 1998 ‘Ecole pour le viol’ beschrijft Betsy Apple de favoriete sport van de soldaten die gemobiliseerd waren in Oost-Timor: in groepsverband vrouwen verkrachten voor de ogen van hun echtgenoot en kinderen, als de zonen al niet gedwongen werden op hun beurt nog eens mee te doen aan de verkrachting. De schande en de diepe vernietiging van het individu worden nog groter door het feit dat de misdaad plaatsgrijpt voor de ogen van getuigen (familie, het dorp…). Dit bijkomende wapenfeit mikt op het proces van latere permanente herkenning en chantage. Vandaar dus de noodzaak om tijdens de herhaalde seksuele mishandelingen te voorzien in toeschouwers, een publiek, naaste bekenden die ook wel eens een begerig oogje zouden kunnen werpen op het slachtoffer. Een aantal van de beulen hebben ook, welbewust, het AIDS-virus dat ze in zich droegen als oorlogswapen gebruikt. Jonge meisjes die nog maagd waren bij hun verkrachting vrezen dat geen enkele man ze nog zal willen. Ze kunnen zich onmogelijk nog een normale relatie voorstellen of zich in eender welk toekomstbeeld projecteren. De verschrikking gaat tot in het absurde: vrouwen die zich de schuldige gaan voelen in plaats van het slachtoffer. Ze vragen zich af waarom zij het overleefd hebben en zoveel anderen niet. Ze verwijten zichzelf dat ze enkel nog in leven zijn omdat ze zich hebben laten verkrachten. Dergelijke kwellingen vertalen zich in nachtmerries, uitblijven van maandstonden, veelvuldig ziek vallen, angst voor lichamelijk contact, frigiditeit… Ze hullen zich in diepe stilte binnen de dwangbuis die ze zichzelf hebben opgelegd, terwijl alleen praten redding zou kunnen brengen. Door te spreken kunnen ze de scènes terug oproepen, wenen, uitdrukking geven aan de gevoelens, aan de haat. Psychotherapeute Diane Kolnikoff van de Primo-Levi Association legt uit dat erover kunnen praten “het zich afzetten betekent tegenover de martelingen die men heeft ondergaan, om te leren leven ‘met’ de verkrachting en niet langer ‘in’ de verkrachting”. Misdaad tegen de menselijkheid Het recht weerspiegelt de evolutie van de geweldplegingen. De inschrijving van verkrachting als een misdaad tegen de menselijkheid door het Internationaal Strafhof schenkt aan de slachtoffers een juridisch kader voor erkenning en begrip. De misdaad en het slachtoffer benoemen, is een eerste stap richting deculpabilisering. Het genezingsproces bestaat er ook in dat men zegt: “Nee, u bent niet mede schuldig aan wat u hebt meegemaakt”, en “Ja uw toestand zal verbeteren, ja er is hoop”. Om het te zeggen met de woorden van de grote individualist Han Ryder voor 1914: het is onontbeerlijk dat men in alle omstandigheden de soevereiniteit over zijn eigen lichaam bevestigt en zijn eigen toekomst in handen neemt. Dank aan Karima Guenivet die ons met haar boek wijst op de mogelijkheden die we hebben om een einde te stellen aan de onverschilligheid, die nog een extra last vormt voor al die vrouwen die verspreid over de hele wereld in stilte lijden. Albert Louvrier (dit artikel verscheen in Union Pacifiste, Mars 2002, p. 8-9; het artikel is gebaseerd op het boek van Karima Guenivet, Violences sexuelles – la nouvelle arme de guerre; Editions Michalon)