Verkiezingseisen Forum voor Vredesactie 2003


1. Veiligheid : geen kwestie van militairen If your only tool is a hammer, every problem starts looking like a nail. De discussie rond het opzetten van een veiligheidsbeleid is vandaag verengd tot de vraag: hoe en wanneer moeten we militair interveniëren. Dit is een enorme versimpeling van het debat en het slaat een fundamentele stap over. Kan je met militaire middelen een bepaald probleem helpen oplossen? Elke militaire doctrine stelt immers dat een conflict uiteindelijk politiek opgelost moet worden. Met militaire middelen kan men hoogstens een militaire patstelling creëren maar geen conflicten oplossen. Begin bijgevolg met de vraag hoe je het conflict politiek aanpakt. De aandacht voor conflictpreventie en niet-militaire conflicthantering is echter meestal beperkt tot een retorische lippendienst. Een echt veiligheidsbeleid moet op een evenwichtige manier aan de diverse problemen aandacht besteden en daarvoor de meest efficiënte instrumenten uitbouwen. Nu is het enige instrument het leger en wordt elk probleem bekeken met een militaire bril. Is het leger wel het efficiëntste instrument? Als we het fenomeen militaire interventie in detail bekijken, blijkt dat een aantal opdrachten beter civiel kunnen uitgevoerd worden en dat andere gewoon geen oplossing bieden. Peacekeeping-opdrachten kunnen beter civiel worden uitgevoerd. De traditionele peacekeeping-opdrachten, d.w.z. met toestemming van de partijen in een conflict toezien op de naleving van een bestand, waarnemersopdrachten, inzamelen van wapens, … zijn geen militaire opdrachten en kunnen beter door civiele instanties worden uitgevoerd. Goed opgeleide burgers zullen immers minder snel in een militaire logica vervallen bij het uitoefenen van hun taken. Helaas is de enige instantie die op dit moment uitgebouwd is voor het uitvoeren van peacekeeping-opdrachten het leger. Voor het beleid houdt dit minstens volgende consequenties in: Ombouw van een militair naar een civiel veiligheidsbeleid: de keuze om civiel te doen wat civiel kan, en bijgevolg vervangende civiele middelen uit te bouwen. Peace-making faalt. Peace-making, of het afdwingen van vrede tegen de wil van één of meerdere partijen in het conflict in, is al een veel dubieuzere affaire. Is dit mogelijk met een militaire interventie? De VN neemt na de avonturen in de jaren ’90 duidelijk gas terug. Een succes valt niet voor te leggen. Ook civiel kan dit meestal niet. Het is het instrument ‘interventie’ dat hier faalt. Wat in zo’n conflict getracht kan worden is van buitenaf de mogelijkheden voor vrede vergroten door lokale vredeskrachten te ondersteunen, de economische mogelijkheden van de strijdende partijen af te snijden, bemiddeling, … Men moet goed het effect onder ogen houden van een militaire interventie. Dergelijke interventie polariseert het conflict nog meer en verkleint de ruimte voor een politieke uitweg. Tegelijk neemt het belang van gewapende groepen in het conflict toe. Dit terwijl een interventie en elke vorm van inmenging in een conflict erop gericht moeten zijn om de politieke ruimte te vergroten en om het belang van de vredeskrachten te vergroten. Met militaire peacemaking wordt men een partij in het conflict en belandt men bij een open oorlog of guerrillabestrijding. Voor het beleid houdt dit minstens volgende consequenties in: Interventie-effectenrapportering: verplichting na te kijken of de inzet van militaire middelen nodig is en vergelijken met andere opties. Ontwikkelingshulp: geen taak van het leger. Militaire samenwerking met derde wereldlanden wordt nu vaak verantwoord door te stellen dat het een manier is om buitenlandse legers te democratiseren. Maar op deze manier versterk je het leger aldaar. Nu is het in vele landen reeds de belangrijkste of zelfs de enige functionerende institutie. Om de democratie te versterken moet je juist andere instituties versterken. Zaken als onderwijs of gezondheidszorg moeten niet via het leger verstrekt worden. Op deze wijze draag je bij tot het militariseren van een samenleving. Voor het beleid houdt dit minstens volgende consequenties in: Vervangen van de militaire samenwerking door civiele projecten die de democratie bevorderen. Het beste veiligheidsbeleid is een beleid dat kiest om escalerende conflicten te voorkomen. Conflictpreventie houdt in de eerste plaats in dat in het beleid op alle vlakken rekening gehouden wordt met de gevolgen van het eigen beleid. Voor het beleid houdt dit minstens volgende consequenties in: Op economisch vlak betekent dit het onrendabel maken en afstraffen van de ‘economy of war’, economische sturingsmechanismen ontwikkelen ter bevordering van duurzame ontwikkeling, kwijtschelding van de schulden van de armste landen, associatieovereenkomsten die de sociale en ecologische rechtvaardigheid weerspiegelen, controle op de diamanthandel, … Niet-militaire conflicthantering We zullen nooit in staat zijn om alle conflicten te voorkomen. Wanneer conflicten zich voordoen moeten er wel instrumenten voorhanden zijn om daar op een efficiënte manier op te reageren. Op dit moment is enkel de militaire reactie uitgebouwd. De oprichting van een centrum voor niet-militaire conflicthantering kan een eerste stap zijn voor de uitbouw van een breed gamma aan niet-militaire instrumenten. Zo’n centrum kan echter enkel een zinvolle bijdrage leveren: als de overheid verplicht wordt om regelmatig verantwoording af te leggen over wat ze heeft gedaan met de adviezen en early-warning signalen van het centrum, wanneer het centrum een mandaat heeft dat duidelijk onafhankelijk is van politieke, religieuze, economische en of militaire belangen, wanneer er voldoende financiële middelen ter beschikking staan om een alternatief te zijn voor de inzet van militaire instrumenten. Voor het beleid houdt dit minstens volgende consequenties in: Oprichting van een centrum voor niet-militaire conflicthantering met als doelstellingen: het stimuleren van onafhankelijk onderzoek rond niet-militaire veiligheid en geweldloze conflictoplossing, het opzetten en financieren van een betaalde opleiding voor burgervredeteams die als taak hebben om op een civiele, geweldloze manier te interveniëren in een conflict met de bedoeling een conflicttransformatie tot stand te brengen zodat de betrokken partijen stappen ondernemen naar een duurzame oplossing, het toekennen van erkenningen aan NGO’s, bevoegd om burgervredeteams uit te zenden, het beoordelen en financieren van projectaanvragen van NGO’s om burgervredeteams uit te zenden, het rapporteren van early warning signalen vanuit burgervredeteams ter plaatse en de erkende organisaties bevoegd om burgervredeteams uit te zenden, aan de Belgische overheid en aan het parlement, het beheren van het materieel dat er beschikking staat van burgervredeteams, interventie-effectenrapportering, samenwerken op Europees niveau waar gelijkaardige initiatieven bestaan. Budgetten voor een veiligheidsbeleid. Ook bij de invulling van de budgetten moet de discussie worden opengetrokken. Echte veiligheid is geen taak van militairen. We moeten spreken van ‘veiligheidsbudgetten’ ipv ‘militaire defensiebudgetten’. Dit betekent o.a.dat het huidige defensiebudget niet los bekeken kan worden van het budget voor internationale en ontwikkelingssamenwerking. We zien een buitensporige aandacht voor militaire middelen in vergelijking met wat ermee gedaan kan worden. Het is alsof we een gezondheidsbeleid zouden voeren door meer kerkhoven te voorzien. Voor het beleid houdt dit minstens volgende consequenties in: Een verschuiving van de militaire middelen in een veiligheidsbeleid naar de uitbouw van een niet-militair veiligheidsbeleid is noodzakelijk. 2. Internationale organisaties EU: Internationale samenwerking m.b.t. conflictpreventie en crisisbeheer kan best via de EU lopen. Ook hier moet echter de nadruk liggen op de uitbouw van een niet-militair veiligheidsbeleid en niet op de uitbouw van het militaire. Het reeds bestaande militaire moet omgebouwd worden. Zoals eerder gesteld kunnen een heleboel taken op louter civiele basis gedaan worden.Het civiele luik moet dan ook autonoom uitgevoerd worden. België staat momenteel aan te dringen op een Europees leger. Dit om de grote landen te binden, iets waar deze duidelijk geen zin in hebben. Deze strategie heeft als nadeel dat de politieke agenda door militaire zaken beheerst wordt. Europese samenwerking kan beter uitgebouwd worden aan het andere eind van het crisisspectrum en louter civiel. Dit zal niet ervaren worden als een aantasting van de soevereiniteit en op korte tijd meer resultaten opleveren. Het zorgt er ook voor dat de institutionele cultuur geen militaire is en dat de militaire bureaucratie haar invloed beperkt wordt. Op het vlak van conflictpreventie betekent dit dat de EU zich in de eerste plaats moet rekenschap geven van het eigen beleid. Rapportjes over andere landen volstaan niet als beleid voor conflictpreventie. De samenwerking op het vlak van crisisbeheer is momenteel volledig op militaire leest geschoeid. Het civiele stuk staat volledig in dienst van het militaire en dient voor de postinterventie opkuis. Op zo’n manier is de uitbouw van een geloofwaardig en bruikbaar niet-militair veiligheidsbeleid niet mogelijk. NAVO: De NAVO-uitbreiding wordt soms voorgesteld als een positieve ontwikkeling die de NAVO zal transformeren van een militaire alliantie naar een bredere veiligheidsorganisatie. Het eerste resultaat is echter dat de nieuwe lidstaten massaal meer defensie-uitgaven doen. Tegelijk gaat de NAVO meer taken overnemen die nu civiel gebeuren: terrorismebestrijding, vluchtelingenproblemen, criminaliteit. Het resultaat is een militarisering van de aanpak van deze problemen. De vraag of de NAVO nog ergens voor nodig is, is blijkbaar onmogelijk te stellen. Conclusie: we hebben geen andere NAVO nodig maar minder of geen NAVO. 3. Terrorisme Hoog op de politieke agenda wat internationale veiligheid betreft staat het internationale terrorisme. We zien een snelle verschuiving van de justitiële aanpak naar de militaire. Tegelijk wordt het justitiebeleid gemilitariseerd.Een nefaste evolutie. Het huidige strafrecht vertrekt van als misdrijf omschreven daden. Als deze gebeuren dan start er een onderzoek naar en kan er later een tegensprekelijk proces volgen waarop een beoordeling over deze daden volgt. Dit laat nog ruimte voor tegenspraak en conflict in een samenleving, mits het respecteren van de door het strafrecht getrokken grenzen. Een militaire logica vertrekt van wie is hier gevaarlijk, een tegenstander die dan beheerst of onderworpen moet worden. Een dergelijke logica laat geen ruimte voor tegenspraak en conflict in de samenleving. ‘Fundamentele vrijheden als collateral damage’, als we ons maar veilig voelen. Resultaat is dat het justitiebeleid eigenlijk geen strafrechthandhaving meer is maar eerder een militair beheersingsbeleid. Wat gebeurd is een verregaande vervaging tussen strafrechtelijk beleid en openbare ordebeleid. Het openbare ordebeleid krijgt in praktijk veel grotere bevoegdheden en het strafrechterlijk beleid wordt daarin een instrument (het automatischer opleggen van sancties zonder dat er een proces en dus een verdediging aan te pas komt, meer eigen repressiemacht van politie, het vager maken van omschrijvingen van wat niet mag en zo het toelaten van willekeur tot een volledig autonoom optreden van politie) . Aan de wetgeving m.b.t. terrorisme worden uitzonderlijke politiebevoegdheden gekoppeld die gezien de uitgebreidheid van de definitie eerder de regel worden. M.a.w. een brede groep van mensen kan door de politie lastig gevallen worden zonder dat er ooit een rechter aan te pas komt. Fundamentele rechten blijken daarbij niet meer zo fundamenteel maar eerder een gunst. Deze gunsten zijn makkelijk af te nemen voor wie zijn mond opentrekt. De verhouding tussen overheden en sociale bewegingen worden op deze wijze in belangrijke mate gemilitariseerd. In Groot-Brittannië volgde op aanhoudingen op basis van de terrorismewetgeving in het verleden in 15% van de gevallen een vervolging, nu is dat nog slechts in 3% van de gevallen. En slechts 1% van wie aangehouden wordt, wordt ook veroordeeld. In Duitsland blijk3% van de personen tegen wie op basis van de terrorismewetgeving een onderzoek loopt en slechts 10% van wie aangehouden wordt ook veroordeeld wordt. In het gewone strafrecht volgt een veroordeling bij 45% van de personen tegen wie een onderzoek wordt ingesteld. Dit toont aan dat deze uitzonderingswetgeving vooral een politioneel instrument is waarmee mensen in hun politieke activiteit worden lastig gevallen. Het probleem hier is dat de politie en de onderzoeksautoriteit een veel grotere autonome bevoegdheid krijgen. Betekent dit dat we terrorisme geen probleem vinden? Na 11 september kan niemand dit nog beweren. Maar dit betekent niet dat we de democratie moeten overboord gooien. Eerst en vooral moet beseft worden dat terrorisme nooit volledig voorkomen kan worden. De bommenreeks in de Parijse metro midden jaren ’80 werd uitgevoerd met zeer simpele middelen: gasflessen omringd door spijkers. Dergelijke daden door kleine groepjes of individuen gaan nooit volledig voorkomen kunnen worden. Hoogstens vervolgd na de feiten. Absolute veiligheid is dus niet te bereiken. Tegen grotere groepen als Al Qaeda kunnen gerichter maatregelen werken, bv. tegen hun geldstromen. Het aanpakken van het bankgeheim en de fiscale paradijzen is één van de beste antiterrorisme maatregelen die men kan treffen. 4. Kernwapens Dit dossier heeft slechts één stap nodig: de verschillende politieke partijen moeten bij de volgende regeringsonderhandelingen de kernwapens op de onderhandelingstafel leggen en niet hopen dat een andere partij de kastanjes voor hen uit het vuur haalt (en de prijs betaalt). Daarom vragen wij om volgend engagement te ondertekenen en hard te maken: KERNWAPENS: WEG ERMEE België heeft het Non-proliferatieverdrag ondertekend. Dit is een verbintenis tot o.a. volledige nucleaire ontwapening. België is lid van de NAVO, een militaire alliantie die haar verdediging baseert op kernwapens. België voert nucleaire taken uit voor de NAVO en laat de plaatsing van Amerikaanse kernwapens op haar grondgebied toe. Hierdoor heeft België een grote verantwoordelijkheid maar ook de mogelijkheid om bij te dragen tot de realisering van de ontwapeningsverplichting uit het Non-proliferatieverdrag. Daarom zal ________ : - in geval van regeringsdeelname, de beëindiging van het Belgische engagement tot nucleaire taken en de verwijdering van de kernwapens uit België in het regeerakkoord inschrijven en de volgende legislatuur realiseren. - in het Belgische parlement initiatieven nemen en ondersteunen om de beëindiging van het Belgische engagement tot nucleaire taken en de verwijdering van de kernwapens uit België in de volgende legislatuur te realiseren. 5. Militarisering ruimte Reeds enkele jaren is er grote druk om mee te stappen in diverse soorten van rakettenverdediging. Dit wordt als een defensief project voorgesteld maar leidt in praktijk naar een nieuwe wapenwedloop. Met dergelijk rakettenschild (als het werkt) verwerft de VS een first-strike vermogen. Misschien niet onmiddellijk tegen grote kernmogendheden zoals Rusland maar alleszins tegen kleine zoals China. Dergelijk schild maakt dat verschillende landen mogelijk hun kernwapenprogramma’s nieuw leven in blazen. Tevens past dit ook in een globale interventiepolitiek doordat het het afschrikkend vermogen van kleinere landen teniet doet. Deze globale interventiepolitiek die de NAVO gaat voeren is volgens ons een nefast antwoord op conflicten her en der in de wereld, zelfs als deze met de beste humanitaire overwegingen uitgevoerd wordt. Op dit moment vormt de rakettenverdediging het voorwerp van een sluipende besluitvorming binnen de NAVO. Eerst Theatre Missile Defense-systemen (TMD), een rakettenschild voor troepen in gevechtssituaties en nu ook National Missile Defense (NMD), een territoriaal rakettenschild. Enkele jaren geleden werd binnen de NAVO reeds een technische haalbaarheidsstudie opgestart voor TMD-systemen en ontwikkelen verschillende landen dergelijke systemen. Resultaat is dat zonder een duidelijke beslissing terzake de plaatsing van TMD-systemen een loutere technische en budgettaire kwestie is geworden. De politieke gevolgen zijn geen discussiepunt meer. Met NMD gaat het nu dezelfde weg op. In Praag is een technische haalbaarheidsstudie goedgekeurd voor NMD. De politieke discussie over de wenselijkheid van dergelijke systemen wordt hiermee gemarginaliseerd en zal uiteindelijk verdwijnen. Conclusie: België zou binnen de NAVO een duidelijk standpunt tegen rakettenschilden, zowel TMD als NMD, moeten innemen. Met een duidelijke politieke positie moet het een halt toeroepen aan de sluipende besluitvorming. Noch TMD noch NMD kunnen aan onze veiligheid bijdragen en moeten dus afgewezen worden. 6. Wapenproductie - wapenhandel Wapens, eens geproduceerd vinden altijd hun weg naar conflictgebieden. Daarom moet de productie en handel in wapens zoveel mogelijk aan banden gelegd worden, en moet de overheid een vredeseconomie uitbouwen. Prioritair is dat alle overheidssteun voor bedrijven actief in wapenproductie afgebouwd wordt. Tevens moet de Belgische regering er voor waken dat Europa geen militair-industrieel complex wordt – naar het beeld en gelijkenis van de VS. Op vlak van overheidssteun wil dit onder meer zeggen dat er: geen geld voor onderzoek en ontwikkeling voor wapensystemen en daaraan verbonden technologie mag gaan. Op Vlaams vlak geldt dit al voor de IWT, op Belgisch vlak moet hier werk van gemaakt worden. op Europees vlak geen beleid op vlak van defensie-industrie uitgebouwd wordt; meer in het bijzonder mag het budget voor onderzoek en ontwikkeling niet gebruikt worden voor wapensystemen en daaraan verbonden technologie. Daar tegenover stellen we dat de Belgische overheid op Europees niveau maatregelen moeten voorstellen en aanmoedigen om de wapenproductie in de lidstaten van de Unie te ontmoedigen. geen investeringssteun voor bedrijven actief in de wapenproductie en daaraan verbonden technologie. geen kredietverzekeringen voor wapenexporten en daaraan verbonden technologie (inclusief dual use). In 2001 verzekerde Delcredere 44 militaire exporttransacties!!!! (Naar landen zoals Saoedi-Arabië, Abu Dhabi, Maleisië, Mexico, Venezuela, Turkije, India, Taiwan en Brunei.) dat België zijn aanvraag tot toetreding tot OCCAR, het Europees bewapeningsagentschap, terugtrekt. De toetreding tot OCCAR betekent immers een steun voor de Europese en Belgische wapenindustrie, doordat de vraag van de lidstaten naar wapensystemen op elkaar afgestemd wordt. 7. Democratie Democratie houdt in een zo groot mogelijk participatie aan de politieke discussie en besluitvorming. Nu is de politieke besluitvorming m.b.t. veiligheidsbeleid zeer gesloten en wordt de politieke agenda beheerst door de betrokken, meestal militaire, bureaucratieën. We hebben instrumenten nodig om deze agenda open te trekken en te problematiseren. Volgende controle-instrumenten voor parlement en/of publiek moeten ingebouwd worden: rapporteringverplichtingen, o.m. over welke standpunten ministers internationaal gaan vertolken parlementaire reserve inbouwen: ministers kunnen dan binnen EU enkel een voorlopige goedkeuring geven die later door parlement moet bevestigd worden. Bestaat bv. in Denemarken en Nederland. controlecomité Leger: moet naleving internationaal recht nagaan. Basisredenering moet zijn dat voor alles dat niet aan de rechtstreekse controle van het parlement kan onderworpen worden wegens te gevoelig, er een effectieve onrechtstreekse controle moet bestaan onafhankelijk van de te controleren instantie. transparantie: openbaar maken bilaterale afspraken i.v.m. defensie rapporteringverplichtingen moeten publiek zijn wapenhandel: publiek vergunningsbeleid vorderingsrecht vzw’s: de vredesbeweging heeft momenteel geen toegang tot het gerecht om haar doelstellingen af te dwingen. Daarom vragen we dat een aantal wetten (gerechtelijk wetboek, strafwetboek en de wetten op de Raad van State) worden aangepast, zodat de vredesbeweging wel een belang kan inbrengen in procedures. Meer concreet vragen wij dat volgende wetswijzigingen worden doorgevoerd: Wijziging van artikel 17 van het gerechtelijk wetboek, waardoor ook een collectief of algemeen belang kan ingeroepen worden voor een rechtsvordering; Wijziging van artikel 3 van het wetboek van strafvordering, zodat een burgerlijke partijstelling op basis van een collectief of algemeen belang mogelijk wordt; Wijziging van artikel 17 en 19 van de gecoördineerde wetten op de raad van state, zodat vorderingen (ook een administratief kortgeding) mogelijk worden op basis van een algemeen of collectief belang. vergroten controle door rechterlijke macht door de opheffing van het decreet van 8-10 juli 1791 dat leger onttrekt aan jurisdictie van burgerlijke rechtbanken. 8. Lessen uit de oorlog Onmiddellijke opzegging van het bilateraal verdrag uit 1971:‘AGREEMENT BETWEEN BELGIUM AND THE UNITED STATES OF AMERICA CONCERNING THE PREPARATION AND OPERATION OF AN AMERICAN LINE OF COMMUNICATION IN BELGIUM’ Om te vermijden dat België in de toekomst opnieuw medeplichtig wordt aan de unilaterale interventiepolitiek van de V.S. moet dit verdrag onmiddellijk worden stopgezet.