Jean Van Lierde: de kracht van een overtuiging

Op 15 december 2006 overleed Jean Van Lierde. Met hem verloor de vredesbeweging één van haar meest gerespecteerde persoonlijkheden. Vlak na de oorlog weigerde hij legerdienst en ijverde voor het recht op gewetensbezwaar. Hij was één van de voortrekkers van de War Resisters International (WRI), het internationale netwerk waar ook Vredesactie bij aangesloten is en bezieler van 'het huis voor de vrede' in de Van Elewijckstraat in Brussel, het huis dat jarenlang de thuishaven was van onze organisatie. Hieronder een artikel van Rik Hemmerijckx dat het leven van Van Lierde in z'n maatschappelijke context zet.
De strijd tegen de militaire dienstplicht en voor de erkenning van het recht op gewetensbezwaren op filosofische, religieuze of morele gronden heeft in België een lange parlementaire weg doorlopen. Eén van de voorvechters in deze strijd was Jean Van Lierde (1926-2006), die in 1949 weigerde zijn dienstplicht te vervullen. Van Lierde wilde evenwel het traditionele pacifisme overstijgen en wist zijn antimilitarisme op feilloze wijze te combineren met de strijd tegen het kolonialisme, de sociale uitbuiting en het totalitarisme. Op professioneel vlak moet hij vooral herinnerd worden als de algemene secretaris van de CRISP-publicaties. Wie hem ooit ontmoet heeft zal erkennen dat Van Lierde een onmiskenbare begeestering uitstraalde. Zijn bureau in het Vredeshuis van de Elsense Van Elewijckstraat, volgestouwd met allerlei boeken, tijdschriften, brieven en papieren, liet zich lezen als de weerslag van een gevuld en gepassioneerd leven. Jean Van Lierde is opgegroeid in een christelijk arbeidersgezin uit het Waals Brabantse Waver. Zijn moeder was een Waalse, en zijn vader een Vlaming, die nog beïnvloed was door het daensisme. Zoals voor zovele jongeren betekende de oorlogsperiode een breuk in zijn leven: zeer tegen zijn zin diende hij op 15-jarige leeftijd de school te verlaten om in de fabriek te gaan werken. Via avondstudies wist hij zich op te werken tot industrieel tekenaar, waardoor hij na de oorlog terecht kon op de Solvay-fabriek te Brussel. Van jongs af aan voelde hij die drang om zich te informeren, te lezen en zich een eigen visie op de wereld te vormen. De leidende gedachte doorheen zijn hele leven zal deze van de geweldloosheid worden: wanneer in september 1944 het uur van de bevrijding is aangebroken zal hij in Waver als lid van de MNB, Mouvement National Belge, alles in het werk stellen om de arrestatie van Duitse soldaten en collaborateurs zonder geweld te laten verlopen. Doorheen zijn zoektocht zal de jonge Van Lierde in contact komen met een aantal personen die een onmiskenbare invloed op hem hebben uitgeoefend. Eén van die personen was Marcel Dieu, ook gekend onder zijn schrijversnaam Hem Day, een notoir anarchist uit het Brusselse, pacifist, dienstweigeraar en vrijmetselaar. Via deze kleurrijke figuur leert Van Lierde de evangelische teksten en de figuren uit de christelijke wereld kennen die hem bevestigen in zijn opvattingen over het antimilitarisme en de geweldloosheid. Tegelijk zal zijn kennismaking met de revolutionair-socialistische literatuur hem immuun maken voor de mogelijke aantrekkingskracht van het communisme. Van Lierde wilde een revolutionair zijn, maar stelde zich tevens op als tegenstander van elk mogelijk totalitarisme. Samen met Marcel Dieu zal Van Lierde één van de voortrekkers worden van de War Resisters International (WRI), in oorsprong een meer wereldlijke en libertaire organisatie. Daarnaast speelt hij ook een leidende rol in de International Fellowship of Reconciliation (IFOR), dat meer een christelijk-progressieve stempel draagt. Gedurende heel zijn leven zal Van Lierde zich inzetten om beide organisaties nader tot mekaar te brengen. De naam van Van Lierde krijgt voor het eerst enige bekendheid wanneer hij in 1949 besluit om het bevel tot militaire dienstplicht naast zich neer te leggen. Het ging hier niet alleen om een individuele geloofsdaad: het was er hem vooral om te doen het recht op gewetensbezwaren op de politieke agenda te krijgen en een wettelijke basis te geven. De drie processen die voor de militaire rechtbanken gevoerd werden, en zijn 15 maanden durende opsluiting in de gevangenissen van Nijvel, Namen, Luik en St. Gillis wist hij steevast aan te wenden om de zaak van de gewetensbezwaarden in de publieke opinie te krijgen. Zijn confrontatie met de Belgische autoriteiten hield meteen ook een breuk in met het conservatieve en patriottische katholicisme: hij zal geweerd uit de nationale scoutsleiding en uit de parochiale werken van Waver en verbod krijgen om nog langer te publiceren in het PSC-blad van Nijvel. Maar tegelijk wist hij zich de blijvende steun te verwerven van een aantal linkse katholieken – ik noem hier o.m. Jules Gérard-Libois (Témoignage Chrétien en Esprit), André Oleffe (Waalse KWB), kanunnik Jozef Cardijn, de bezieler van de Kajottersbeweging – en van een aantal figuren uit de socialistische beweging: vooral dan een Gaston Baccus, BSP-parlementslid uit Nijvel die in 1950 als eerste een wetsvoorstel betreffende het recht op gewetensbezwaren indiende, en van Emile Van Ceulen, de Brusselse leider van de Socialistische Jonge Wachten (SJW). Deze capaciteit om doorheen zijn overtuiging steun en aansluiting te vinden bij deze uiteenlopende stromingen en figuren, en in feite de klerikale en antiklerikale tegenstelling te overbruggen, is typerend voor een figuur als Van Lierde. Zijn strijd tegen de dienstplicht krijgt in 1952 een voorlopig beslag met een compromis: in plaats van zijn legerdienst aanvaardt Van Lierde om in de steenkoolmijnen te gaan werken als een soort vervangende legerdienst. Zo wordt hij in april 1952 als mijnwerker aangeworven in de steenkoolmijn van Le Bois du Cazier te Marcinelle. Van Lierde zou Van Lierde niet zijn indien hij ook hier zijn reputatie van dwarsligger geen eer zou aandoen. Geconfronteerd met de sociale mistoestanden en de gevaarlijke werkomstandigheden schrijft hij in 1953 een striemende aanklacht tegen de onmenselijke mijnarbeid: Six mois dans l’enfer d’une mine belge, een SJW-uitgave. In het licht van de mijnramp die zich in 1956 in Le Bois du Cazier zou afspelen heeft deze brochure een ontegensprekelijke visionaire betekenis gekregen. Na een periode van werkloosheid wordt Van Lierde in februari 1956 officieel ontslagen van zijn militaire verplichtingen. Door de kracht van zijn overtuiging, en dank zij de steun van zijn ouders, vrienden, medestanders, en van zijn vrouw, Claire Oudenaerde, heeft hij deze harde strijd kunnen doorstaan. De wet betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden wordt uiteindelijk in juni 1964 in het parlement goedgekeurd. Eenmaal deze wet gestemd zal Van Lierde alles in het werk stellen om de burgerdienst institutioneel te omkaderen met de oprichting van Burgerdienst voor de Jeugd (BDJ). Via deze organisatie hebben duizenden jongeren hun burgerdienst kunnen volbrengen, eerst bij de eenheden van de civiele bescherming en vanaf 1969 ook in allerlei instellingen van openbaar nut. Van Lierde was ongetwijfeld radicaal in zijn pacifistische opvattingen, maar hij was zeker geen jusqu’au boutist. Wanneer de totaalweigeraars in 1984 hun opwachting maken zal hij weigeren om zich voor hun zaak in te zetten, precies omdat zij het concept van de burgerdienst dreigden op de helling te zetten. Het antimilitarisme van Van Lierde was ook geen alleen op zichzelf betrokken overtuiging. Met de inzet die hem eigen was zette hij zich ook in voor de antikoloniale strijd. Vooral via het tijdschrift Routes de Paix, dat doorheen de jaren wordt omgevormd tot Coexistence, Paix et Coexistence en Carrefours de la Paix, zal Van Lierde vanaf 1954 het Franse optreden in Algerije aanklagen en het Congolese onafhankelijkheidsstreven steunen. Hoeft het gezegd dat zijn artikels regelrecht ingingen tegen de opvattingen van het Belgische establishment. Kardinaal Van Roey kwam zelfs tussen om te waarschuwen tegen Routes de Paix omdat het in de kaart zou spelen van het communisme en blijk zou geven van een misbegrepen eucumenisme. Zoals steeds gingen woord en daad bij Van Lierde samen. In die jaren was hij actief betrokken bij de clandestiene steun aan de Franse dienstweigeraars en aan de militanten van het Algerijnse Front de Libération Nationale. Vanaf 1954 vinden we hem ook terug in de Brusselse denkgroepen omtrent de dekolonisering van Congo: het Centre de Documentation Internationale, Les Midis du Congo en Les Amis de Présance Africaine. Via deze kringen komt Van Lierde in contact met de diverse zwarte leiders die de jonge Congo-staat gestalte zullen geven. Hij erkent zich vooral in de figuur van Patrice Lumumba, voor wie hij een blijvende bewondering aan de dag zou leggen. Wanneer Lumumba op 30 juni 1960, tijdens de officiële machtsoverdracht te Leopoldstad, het proces maakt van de Belgische kolonisering wordt de aanwezige Van Lierde ervan verdacht de inspirator van de tekst te zijn… De publieke Van Lierde mocht dan al een zeer uitgesproken figuur zijn, daarnaast bestond er ook nog een andere Van Lierde: deze als directeur-gerant van het Centre de Recherche et d’Information Socio-Politique (CRISP), een initiatief dat gegroeid was uit de links-katholieke Esprit-groepen. Sinds 1954 had Van Lierde zijn baan als technisch tekenaar bij Solvay terug opgenomen, maar toen Jules Gérard-Libois hem in 1957 vroeg of hij bereid was om de organisatie van het nog op te richten onderzoekscentrum op zich te nemen, was hij graag bereid deze nieuwe uitdaging aan te gaan. Zo is Van Lierde de eerste en lange tijd enige bestendige van de CRISP geworden, een instelling die zich met de jaren een ijzersterke reputatie heeft opgebouwd in het onderzoek naar de Belgische machtsstructuren. Wanneer de CRISP-publicaties in 1970 verboden worden in Zaïre zal hij tevens het beheer van het Centre d’Etude et de Documentation Africaines (CEDAF) op zich nemen. Hij zou zijn taak als directeur-gerant en secretaris-generaal van de CRISP gedurende 25 jaar uitoefenen. Na zijn ongeval in mei 1982 diende Jean Van Lierde zijn taken bij de CRISP en de CEDAF wel op te geven, maar ondanks alles bleef hij actief betrokken bij de werking van de vredesbeweging. Zelfs tot op het einde, toen hij fysiek reeds sterk verzwakt was, bleef hij nog regelmatig naar zijn bureau in de Van Elewijckstraat komen. Jean Van Lierde overleed op 15 december 2006 op 80-jarige leeftijd te Watermaal-Bosvoorde. Met hem verloor het links katholicisme en de vredesbeweging één van haar meest gerespecteerde persoonlijkheden. Enige jaren geleden publiceerde Jean Van Lierde zijn herinneringen in Un insoumis (X. Zeebroek & P. Arcq, red.), Brussel, Labor, 1998, 208 p. (Collection La Noria, Vol. 17). Zijn gevangenisnota’s werden eveneens uitgegeven: Carnets de prison, Brussel, EVO, 1994, 262 p. Recentelijk publiceerde hij ook nog een biografie over Lumumba: Patrice Lumumba : la dimension d'un tribun (Bruxelles, MIR-IRG, 2005, 74 p). Wie zich wil informeren over de wereld van het linkse katholicisme kan terecht in: Gerd-Rainer Horn & Emmanuel Gerard, Left catholicism 1943-1955 : catholics and society in Western Europe at the point of liberation, Leuven, Leuven University Press, 2001, 319 p. (KADOC-Studies, Vol. 25) Rik Hemmerijckx Dr. in de geschiedenis